We zullen nooit stoppen met veranderen
L’Oréal Libramont is een Factory of the Future
De fabriek van de toekomst staat vandaag al in Libramont. Het is een van de thuishavens van de Franse schoonheids- en cosmeticareus L’Oréal. De fabriek werkt er met innovatieve technologieën en ideeën, steeds met het oog op duurzame ontwikkeling én op een volledig CO2-neutrale manier. Value Chain Management had een inspirerend gesprek met de plant manager, Laurent Mercenier. Hij blikt fier terug op het traject tot op vandaag, maar kijkt ook ambitieus naar de toekomst.
L’Oréal Libramont mag zich officieel een fabriek van de toekomst noemen. Technologiefederatie Agoria riep de Waalse tak van de L’Oréal-groep uit tot ‘Factory of the Future 2021’. Een logische keuze als we er de waslijst aan innovatieve transformaties van de afgelopen jaren op na lezen. De fabriek in Libramont, in de provincie Luxemburg, ontstond in 1975 en groeide uit tot een van de referentiesites van de mondiale cosmetica- en schoonheidsproducent uit Frankrijk, die zich voornamelijk op de Europese consumentenmarkt richt. “Vandaag zijn we gespecialiseerd in de productie van haarkleurmiddelen en haarverzorging. We produceren met onze 400 medewerkers zo’n 200 miljoen units per jaar, goed voor 4.400 verschillende productreferenties”, zegt directeur Laurent Mercenier.
VCM: Om een idee te hebben van de logistieke werking van uw fabriek, kunt u even een schets maken van de site?
Laurent Mercenier: “Onze gebouwen beslaan in totaal zo’n 50.000 vierkante meter, op een totale oppervlakte van 45 hectare. We staan voornamelijk in voor productie. Er is ook een opslagplaats, maar die maakt op zich geen deel uit van onze business. De componenten voor onze producten komen quasi dagelijks rechtstreeks van onze verschillende leveranciers van over de hele wereld. Sommige componenten komen met de boot tot in ons land, maar alle ladingen bereiken onze fabriek uiteindelijk per vrachtwagen, gelet op onze landelijke ligging.”
Lokale distributiecentra
“Onze afgewerkte producten verlaten dagelijks de fabriek. We leveren voornamelijk in Europa: 68 procent West- en 23 procent Oost-Europa. Het resterende deeltje export gaat naar Australië, Afrika en Amerika. Op de verpakkingen van de kleurenkits staan meteen de juiste landstalen van iedere bestemming. Daarom is het interessant om de producten vanuit onze fabriek meteen te leveren aan de lokale distributiecentra, die worden gemanaged door L’Oréal of onderaannemers, afhankelijk per land. Van daaruit gaan de producten naar de retail, de winkelpunten, en zo naar de klant. Het voordeel daarvan is ook dat we alle trucks die de fabriek verlaten, perfect kunnen monitoren. We hangen af van het volume dat we produceren en bekijken zelf de benodigde hoeveelheid per land.”
VCM: Uw fabriek produceert miljoenen units per jaar. Kunt u wat meer vertellen over dat proces: van lege flesjes naar afgewerkte busjes haarproducten?
L. Mercenier: “Voor de flesjes werken we samen met onze leverancier Logoplaste, die hier in de fabriek zelf is gevestigd. We werken daarbij volgens het principe van ‘wall to wall’. Logoplaste maakt de flesjes hier dagelijks om ze vervolgens rechtstreeks naar de verpakkingslijn te versturen. Die interne werking, die we hier de afgelopen tien jaar op punt hebben gesteld, bespaart ons overbodige reizen met lege flesjes naar onze fabriek, en dus ook CO2-uitstoot. Er zijn enkel sporadisch vrachtwagens nodig om het ruwe materiaal voor de flesjes, kleine plastic bolletjes, tot in de fabriek te krijgen. Op die manier besparen we ook een pak opslagruimte.”
“Een forse uitdaging voor onze fabriek is de grote complexiteit aan verpakkingen. Er zijn 5.500 verschillende artikelreferenties, met een enorme verscheidenheid aan componenten en zoals eerder gezegd verschillende landstalen per verpakking. In één haarkleurkit zitten bovendien verschillende componenten: de crème, oxidanten, verzorgende bestanddelen, een handleiding en handschoenen. Alle componenten efficiënt in één doosje krijgen is een heel ingewikkeld productieproces. Het vereist dus een perfecte synchronisatie met al onze leveranciers, ook rekening houdend met de steeds veranderende vraag naar producten op de markt.”
AGV’s en cobots
VCM: Wat zijn de voornaamste transformaties en vernieuwingen die jullie recent hebben veranderd om de interne logistiek te optimaliseren?
L. Mercenier: “Voor de samenwerking met Logoplaste gebruiken we AGV’s: ‘automatic guided vehicles’. Die zorgen voor efficiënte horizontale flows om in de workshop pallets te transporteren. Zo brengen we de lege flesjes van Logoplaste naar onze verpakkingslijn en kunnen we verder het ‘semi-finished product’ managen. Toen we de AGV’s tien jaar geleden in gebruik namen, was dat revolutionair. Zonder die AGV’s zouden we niet kunnen werken zoals we dat nu doen.”
“Wij voeren grondige kwaliteitscontroles uit op al onze producten, in alle stadia van de productie, zodat de klant er zeker van kan zijn dat hij de haarkleur krijgt die hij verwacht wanneer hij onze producten koopt. Het waarborgen van een uitstekend kwaliteitsniveau van onze producten is een complexe taak, aangezien er bijna 770 verschillende formules in de fabriek zijn. Om dat te bereiken, werken wij met geautomatiseerde productielijnen, maar ook met Changeover: een toepassing die wij intern hebben ontwikkeld met de operators.”
“De QR-codes die op verschillende plaatsen op de lijn zijn aangebracht, maken het voor de operator eenvoudiger om van productreferentie te veranderen. Hij volgt de instructies op zijn smartphone. De toepassing maakt het ook mogelijk op elk moment te controleren of de lijn de juiste formules en componenten gebruikt. De toepassing garandeert niet alleen een betere kwaliteit van de productie door de kans op een referentiefout te verkleinen, maar vermindert ook de verplaatsingen van de operators en vereenvoudigt hun dagelijkse werk.”
VCM: Jullie werken ook met cobots. Wat is hun taak precies?
L. Mercenier: “Een robot is zo ontworpen dat niemand in zijn werkruimte mag komen en hem mag aanraken. Anders valt hij stil. Bovendien moet je al sterk gespecialiseerd zijn om met een robot te kunnen werken. Wij zochten een meer collaboratieve manier van werken, tussen operator en robot: de cobot. Die is ontworpen voor taken om samen met de operator uit te voeren. Het is ook erg eenvoudige technologie om te programmeren. Na een dag opleiding kun je er perfect mee werken.”
“De taken van een cobot zijn eenvoudig, maar helpen de operator enorm vooruit. Onze cobots plaatsen bijvoorbeeld tubes op de verpakkingslijn. Een taak die voortdurend moet gebeuren. Operatoren kunnen zich dan concentreren op de vooruitgang en kwaliteitscontrole van de verpakkingslijn. Met die innovaties kunnen we ons vlot en wendbaar aanpassen aan veranderende dimensies en ons toespitsen op een meer ergonomische manier te werken.”
Copy paste
VCM: Is uw fabriek een trendsetter voor de andere L’Oréal-fabrieken of is er een kruisbestuiving?
L. Mercenier: “We kunnen altijd leren van anderen. De 39 L’Oréal-fabrieken over de hele wereld vormen een groot netwerk waarin we allemaal kunnen samenwerken. Wat bij de een werkt, implementeren we bij de ander. Het is ‘copy paste’. De QR-applicatie die we hier hebben ontwikkeld, bijvoorbeeld, is intussen al in een aantal andere fabrieken uitgerold. Wij kopiëren ook zelf innovaties van andere fabrieken. Dat is de sterkte van een grote, internationale groep. De veranderingen in de maatschappij verlopen aan zo’n hoog tempo. Met behulp van nieuwe technologieën en door elkaar te leren helpen, kunnen we daarop inspelen. We willen ook een bron van inspiratie zijn voor andere bedrijfstakken.”
“Het label Factory of the Future is daarom heel belangrijk voor ons. Zo kunnen we tonen dat het bij innovatie en technologie niet alleen om applicaties en digitalisering draait. Het staat ook voor een globale manier van kijken op hoe je de fabriek van morgen kunt bouwen. We zetten verder sterk in op hoe we onze medewerkers daarin kunnen betrekken, binnen de vele projecten die we doen. ‘Make your technology’ is zo’n groepsproject, dat een beetje werkt als een start-up. We geven iedereen binnen de fabriek de kans om ideeën te lanceren en eventueel, na een stemming, te ontwikkelen, voor om het even welke afdeling in de fabriek.”
VCM: Een belangrijke pijler in uw fabriek is duurzaamheid. Sinds 2014 werkt L’Oréal Libramont CO2-neutraal. Hoe bent u daarin geslaagd?
L. Mercenier: “We voorzien de productiefabriek van elektriciteit dankzij ons station voor biomethanisatie. Het organische afval van onze industrie plaatsen we in een grote tank, waarin biogas ontstaat. Drie grote motoren transformeren het biogas in elektriciteit. Zo zijn we volledig zelfvoorzienend en produceren we zelfs meer elektriciteit dan we kunnen gebruiken. Een deel van onze opbrengst plaatsen we op het netwerk. Bij de productie van elektriciteit ontstaat bovendien hitte. Die hitte gebruiken we om stoom en heet water te maken om de gebouwen te verwarmen en onze toestellen te desinfecteren.”
Drie fabrieken in één
“We hebben ook een waterbehandelingsstation gebouwd, een derde fabriek dus in feite, waarin we al ons afvalwater opvangen en behandelen. Het slib drogen we in een serre, die voor een deel op de hitte van het systeem met biogas kan rekenen. Als het slib eenmaal is gedroogd, kunnen cementfabrieken dat als grondstof gebruiken. We herwaarderen ons slib dus en op hetzelfde moment verminderen we onze hoeveelheid afval. Het afvalwater zelf ondergaat verschillende stappen van filtering en kunnen we via een gesloten circuit opnieuw in de fabriek gebruiken. Tussen 2005 en 2019 hebben we de hoeveelheid water die we gebruiken met negentig procent doen dalen. We zijn een van de ‘waterloop’-fabrieken van L’Oréal en zijn er fier op dat we voortdurend onze impact op het milieu rond de fabriek hebben kunnen doen dalen.”
VCM: Voor uw fabriek en de L’Oréal-groep is digitale transformatie naar eigen zeggen altijd een noodzaak geweest. L’Oréal ambieert het zo goed mogelijk te doen op het vlak van wat het als de ‘fundamentals’ omschrijft: de veiligheid van de medewerkers, de kwaliteit van de producten en het milieu. Jullie staan intussen al heel ver met innovaties en duurzaamheid. Wat is er in de komende jaren nog mogelijk?
L. Mercenier: “We zullen nooit stoppen met veranderen. We laten ons altijd verder stuwen door de vele nieuwe technologieën die op ons af zullen komen. Duurzaamheid is een uitdaging voor de hele wereld; iedereen zal zich aan een nieuwe manier van produceren moeten aanpassen. Er is nog veel werk aan de winkel. Wij zullen er alvast al onze projecten aan aanpassen. Over tien jaar zullen we nog verder staan met onze verbintenissen op maatschappelijk en milieuvlak door in te stappen in het programma ‘L’Oréal for the Future’, een ambitieuze verbintenis van de L’Oréal-groep rond duurzame ontwikkeling tegen 2030.”
“We zullen ook al onze medewerkers moeten bijstaan in de vele nieuwe manieren van werken. Ik denk bijvoorbeeld aan artificiële intelligentie om ons te helpen met de verschillende uitdagingen, die steeds complexer zullen worden. De synchronisatie van alle leveranciers zal de komende jaren nog crucialer worden, net als de synchronisatie met klanten, gelet op de trends op het vlak van e-commerce. Je moet als bedrijf heel snel kunnen reageren op de noden van klanten. De wereld verandert razendsnel en wij moeten mee.”
TR