Keten in teken van duurzame zuivel
Arla Foods deelt hoge groene ambities
Door de coronacrisis kwamen duurzaamheidsinitiatieven bij veel bedrijven op een lager pitje te staan. Niet bij Arla Foods. Daar werd zelfs nog een tandje bijgestoken. Uiteindelijk wil het bedrijf zijn zuivel tegen 2050 klimaatneutraal krijgen. Niet evident in een sector die van nature niet de meest milieuvriendelijke is. Hoe Arla Foods die plannen verwezenlijkt, vertelt David Boulanger, chief supply chain officer bij Arla Foods.
Het verhaal van Arla Foods begon in 1880, toen boeren uit Denemarken en Zweden besloten in gezamenlijke zuivelfabrieken te investeren. Vandaag is de Zweeds-Deense zuivelcoöperatie eigendom van meer dan 10.000 melkveehouders uit zeven Europese landen, waaronder ook België en Nederland. Jaarlijks verzamelt de coöperatie ongeveer 14 miljard liter melk. De onderneming verkoopt een uitgebreide waaier van melkproducten, waaronder kaas, boter en melkpoeder. Die worden gemaakt op productiesites wereldwijd. In Nederland heeft Arla een verwerkingsfabriek in Nijkerk.
Duurzaamheid van koe tot koelkast
“Een betere toekomst voor de generatie van morgen”, zo omschrijft Arla Foods duurzaamheid voor de organisatie. Dat dit geen loze woorden zijn, blijkt wel uit de talrijke initiatieven die David Boulanger tijdens Reuters Supply Chain Europe 2021 belichtte. Die acties vinden we terug doorheen de ganse keten, van koe tot koelkast als het ware.
“We zijn ons er heel erg van bewust dat de wereldwijde zuivelproductie een grote impact op onze planeet heeft. We beschouwen het dan ook als onze plicht om die zo laag mogelijk te houden’, begint David Boulanger. “We hebben de ambitie uitgesproken om tegen 2050 klimaatneutraal te zijn. Voor de periode 2015 tot 2030 mikken we op dertig procent minder uitstoot. Dankzij de intussen geleverde inspanningen zitten we vandaag goed op schema om dat doel te bereiken.”
Melkveehouders aan de klimaatneutrale basis
Het spreekt voor zich dat de melkveehouders een centrale rol spelen in het duurzaamheidsprogramma van Arla Foods. Een belangrijk deel van de uitstoot in de keten van zuivelproducten is immers van die bedrijven afkomstig.
Binnen de duurzaamheidsambities voor 2050 wil Arla Foods de stikstof- en fosforkringlopen in balans houden. Daarnaast tracht het bedrijf de biodiversiteit in en rondom de melkveehouderijen te stimuleren.
David Boulanger: “Wij hebben uiteraard het geluk dat de boeren mede-eigenaar zijn van onze supply chain. Hoewel we de uitdagingen nog steeds niet mogen onderschatten, maakt dat het net iets makkelijker om een duurzame end-to-end supply chain te verwezenlijken.”
Belangrijk in het streven naar klimaatneutrale producten is de samenwerking met de onafhankelijke Climate Neutral Group (CNG). Zo worden alle broeikasgassen in de hele keten – CO2, lachgas en methaan – in kaart gebracht en continu verlaagd. De resterende broeikasgassen worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door nieuwe bomen aan te planten. In opdracht van Arla Foods controleert EY de berekening van de ‘carbon footprint’, die jaarlijks door het onafhankelijke adviesbureau RISE (Research Institutes of Sweden) wordt uitgevoerd. Daarbij wordt de uitstoot tijdens alle stappen in het proces – het veevoer en de melkveehouderij, de fabrieken en kantoren, het transport en de koeling – meegenomen. De CNG beoordeelt of de footprint, reductie en compensatie aan de Klimaatneutraal standaard voldoen.
Een concrete ambitie van Arla Foods bestaat erin zijn biologische landbouwbedrijven tegen 2028 dertig procent minder broeikasgassen te laten uitstoten tegenover 2015. Om ‘Arla biologisch’ te produceren wordt bijvoorbeeld biogas gebruikt, dat ontstaat door de vergisting van plantaardig restafval. Zo is Arla Foods erin geslaagd de zuivelproducten van ‘Arla biologisch’ al klimaatneutraal te maken. Om de onvermijdbare methaanuitstoot van koeien te neutraliseren, wordt verder ingezet op zoveel mogelijk CO2-opname door de natuur, bij voorkeur op de eigen boerderijen.
Meten is weten
Om op een objectieve manier vooruitgang te kunnen boeken, is het uiteraard belangrijk om de nodige data te hebben. “Vooraleer je aan een duurzaamheidstraject begint, moet je de uitgangssituatie perfect in kaart hebben. Heel veel metingen uitvoeren is dus primordiaal”, weet David Boulanger.
Daarom vinden er op elke boerderij zogenaamde Klimaatchecks plaats. De Klimaatcheck is een vervolg van de tool die de coöperatie in 2013 bij haar leden in Denemarken introduceerde. Die hanteert de internationaal geaccepteerde methode van de International Dairy Federation om de CO2-voetafdruk van melkveehouderijen te meten. In de eerste stap van de Klimaatcheck leggen melkveehouders hun individuele bedrijfsgegevens – zoals het aantal dieren, huisvesting, melkvolumes, energie- en brandstofverbruik en hernieuwbare energieproductie – vast op een digitaal platform. In de tweede fase worden de gegevens door een externe adviseur gecontroleerd. Die stelt ook verbeteringen voor en ontwikkelt specifieke maatregelen. Met de gegevens uit de datasets kunnen melkveehouders vervolgens de eigen activiteiten verbeteren, onder meer door benchmarking.
D. Boulanger: “Intussen zijn meer dan 8.000 boerderijen op onze database geconnecteerd. We tracken meer dan 200 parameters op reguliere basis, wat ons een enorme hoeveelheid data van onschatbare waarde oplevert.”
Technologie maakt fabrieken groener
Ook in de eigen zuivelfabrieken staat een duurzame aanpak voorop. Een belangrijk aspect hier is het tegengaan van voedselverspilling.
D. Boulanger: “Ongeveer een derde van de voeding die wordt geproduceerd, belandt nooit in onze magen. Dat is hallucinant. We proberen de verspilling in onze keten zoveel mogelijk tegen te gaan. Zo willen we tegen 2030 maar liefst de helft minder voedselverspilling tegenover 2015.”
Zo wordt de productie continu geoptimaliseerd en worden de afvalstromen geminimaliseerd. Dat gebeurt voor een groot deel met behulp van intelligente technologieën. Zo doet Arla Foods zijn uiterste best om de houdbaarheid van zijn producten te maximaliseren. Om een voorbeeld te geven: met de Versfilter – die zuurmakende bacteriën tijdens de verwerking tegenhoudt – blijft verse melk tot zeven dagen langer goed.
Verder wordt sterk ingezet op accurate planning- en forecastingsystemen om verspilling in het netwerk te vermijden. Ook wordt nauw samengewerkt met klanten en leveranciers om mogelijke verbeteringen te spotten en door te voeren. Het connecteren van bijvoorbeeld planningssystemen wordt een belangrijke uitdaging om die verbeteringen nog meer kracht bij te zetten.
D. Boulanger: “Maar uiteraard stopt de verspilling niet bij onze fabrieken. Daarom geven we consumenten tips & tricks om voedselverspilling tegen te gaan, bijvoorbeeld via slimme manieren om restjes te verwerken. Hebben we zelf overschotten, dan doneren we die aan voedselbanken. Zijn ze daarvoor niet geschikt, dan kunnen ze ook als veevoeder worden gebruikt of we maken er biogas van.”
Worden fabrieken gerenoveerd of nieuw gebouwd, dan staat geïntegreerde duurzaamheid systematisch centraal. Vorig jaar was 35 procent van de stroom trouwens al van hernieuwbare energiebronnen afkomstig. In Denemarken zijn enkele zuivelfabrieken zelfs al koolstofneutraal omdat ze voor honderd procent hernieuwbare energie gebruiken.
Op naar 100% recycleerbare verpakkingen
Ook bij de ontwikkeling van de verpakking wordt niets aan het ecologische toeval overgelaten. “Onze verpakkingen zijn eenvoudig te vouwen en we proberen dan ook voor elke toepassing het juiste formaat te voorzien om verspilling tegen te gaan”, legt David Boulanger uit. “We trachten steeds minder en duurzame verpakkingsmaterialen te gebruiken. Het materiaal dat we gebruiken, is bij voorkeur gerecycleerd en hernieuwbaar en wordt zo duurzaam mogelijk ingekocht. Intussen is ongeveer negentig procent van onze verpakkingen recycleerbaar. Het overige percentage bestaat uit moeilijker te vervangen materialen zoals folie voor kaas en boter. Maar we zoeken oplossingen om ook die duurzamer te maken, want tegen 2025 moet honderd procent van onze verpakkingen recycleerbaar zijn. En tegen 2030 willen we nieuw plastic op basis van fossiele grondstoffen al volledig weren.”
Daarnaast tracht Arla Foods ook op het broodnodige verpakkingsmateriaal te besparen. Zo werden een paar jaar geleden de nieuwe Arla Biologisch-verpakkingen geïntroduceerd. Die zijn gemaakt van honderd procent ongebleekt bruin karton en hebben geen glad afwerkingslaagje. Dat scheelt maar liefst 34 procent op de totale CO2-uitstoot.
Tot slot onderneemt Arla Foods ook initiatieven om zijn transport te verduurzamen. “Zo lopen er in Zweden een aantal pilootprojecten met elektrische trucks in kleinere steden. We bekijken ook hoe we ons zelfgeproduceerde biogas kunnen gebruiken als brandstof voor onze vloot. In dat kader hebben we ook al een pilootproject in het VK gedaan”, vertelt David Boulanger. “De technologische ontwikkelingen gaan razendsnel. Het is belangrijk dat we die blijven volgen. Zo volgen we eveneens de ontwikkelingen rond waterstoftechnologie op de voet. Ook op het vlak van planning zien we bijvoorbeeld nieuwe technologieën op basis van artificiële intelligentie hun opmars maken. Via een betere ‘demand sensing’ kunnen we nog vroeger signalen opvangen van gewijzigde vraagpatronen. Zeker in onze sector – waar de houdbaarheid van de producten kort is – worden zulke zaken heel belangrijk om zoveel mogelijk op maat van de consument te produceren”
Uitdagingen op diverse fronten
Hoewel Arla Foods het hele duurzaamheidstraject schijnbaar moeiteloos doorloopt, wil David Boulanger benadrukken dat niets minder waar is. “Een end-to-end duurzaamheidstraject zoals het onze brengt enorme uitdagingen met zich mee. Denken we maar aan het verzamelen van alle vereiste data op verschillende punten in je operaties. Dat alleen al is niet te onderschatten. Zo hebben we in onze landbouwbedrijven en fabrieken tal van trackers en sensoren moeten installeren om de nodige metingen uit te voeren. Die data moet je vervolgens zo structureren en transparant krijgen dat je de juiste analyses kunt uitvoeren.”
Bovendien vraagt het hele duurzaamheidstraject grote investeringen, soms met een lange pay-back. “Uiteindelijk betaalt zich dat wel terug, maar je moet een manier vinden om zo’n traject goed in je financieringsmodel te incorporeren”, besluit David Boulanger. “Tot slot is het noodzakelijk dat je de volledige organisatie mee krijgt. Dit duurzaamheidstraject heeft bijvoorbeeld een belangrijke impact gehad op de manier waarop we aan landbouw doen en op de manier waarop we zuivel produceren. Je moet dus iedereen betrekken, te beginnen vanaf de shopfloor. In dat kader is ook een grote gebruikersvriendelijkheid van de systemen cruciaal. Willen we tegen 2050 klimaatneutraal worden, dan moeten we ook leveranciers en klanten nauw bij het verhaal blijven betrekken. We beseffen dat we nog een hele weg te gaan hebben, maar als we terugblikken op de voorbije jaren, mogen we trots zijn op wat we nu al hebben bereikt.”
TC