Werkgeversorganisaties: “regering nekt vergroening bedrijfsvoertuigen en innovatie”
De Belgische werkgeversorganisaties UPTR, Febetra, Transport & Logistiek Vlaanderen, GTL-Taxi, Unizo, Traxio, FBAA en UCM laten gezamenlijk weten dat ze niet te spreken zijn over de recente beslissing van de federale regering tot een nieuwe belasting bij de verkoop van bedrijfsvoertuigen. “In plaats van herinvesteringen in de groenste en modernste bedrijfsvoertuigen te ondersteunen, belast de fiscus de gerealiseerde meerwaarde op de verkoop van oudere te vervangen bedrijfsvoertuigen. Dat is nefast voor de betrokken sectoren en contraproductief voor de staatskas”, aldus de organisaties.
Sinds jaar en dag geldt een specifiek fiscaal regime voor ondernemingen die bedrijfsvoertuigen zoals bussen, autocars, taxi’s en vrachtwagens in hun boekhouding als activa hebben staan. Bij een verkoop van die voertuigen wordt de meerwaarde niet belast, op voorwaarde dat die sommen in een belastingvrij reserve worden ingeboekt en opnieuw worden geïnvesteerd in voertuigen die aan een strengere ecologische norm beantwoorden.
De werkgeversorganisaties stonden achter die maatregel, die ervoor zorgde dat bedrijven actief in transport hun wagenpark sneller konden vergroenen. Tegelijk kon het eigen vermogen van de ondernemingen worden versterkt.
Kritiek komt er nu omdat de ministerraad, zonder enige vorm van overleg met de betrokken sectoren, beslist heeft dat regime af te schaffen. De werkgeversorganisaties keuren af dat vanaf 2020 de zogenaamde meerwaarden volledig zullen worden belast.
“De sectoren staan voor een cruciale periode”, luidt het. “De ambitie om de CO2-uitstoot te reduceren en betere milieuprestaties af te leveren kan enkel worden waargemaakt door in dure technologie te investeren: nieuwe aandrijvingen zoals elektrische motoren, maar ook hybride, CNG, LNG of op termijn waterstof. Elektrische voertuigen zijn op vandaag peperduur en in de concurrentiële markt waarin de betrokken ondernemingen moeten werken, kunnen die meerkosten niet aan de klant worden doorgerekend. Tegelijk staat de sector voor tal van technologische innovaties die ook de veiligheid moeten verbeteren en de efficiëntie van vervoersoperaties verder zullen optimaliseren. Al die innovaties zijn erg duur, maar blijven nodig om alle voornoemde ambities waar te maken.”
Door de meerwaarde op het bestaande wagenpark nu te gaan belasten, ontneemt de regering volgens de organisaties belangrijk investeringskapitaal van de ondernemers en nekt ze elke vorm van innovatie. “Het eigen vermogen van de bedrijven dreigt drastisch te dalen. De internationale concurrentie krijgt zo nog meer vrij spel en palmt de Belgische markt, specifiek in het goederenvervoer, steeds meer in. Uiteindelijk verdwijnen naast omzetten en arbeidsplaatsen ook fiscale inkomsten naar het buitenland, wat helemaal ongewenst zou zijn. De noodzakelijke uitbouw van het collectief vervoer van passagiers als belangrijkste en meest effectief antwoord op het verkeersinfarct wordt ook gefnuikt.”
De betrokken sectoren noemen de beslissing van de federale regering dan ook een kaakslag. Niet alleen worden ze in hun bedreigde economische situatie met torenhoge loonkosten niet ondersteund, in tegenstelling tot andere sectoren. Maar naast het wegvallen van het specifieke regime bij de nodige investeringen dreigen nu ook nog eens de historische vrijstellingen in één klap belastbaar te worden. Dat scenario zou voor de werkgeversorganisaties niets minder dan woordbreuk betekenen en vinden ze onverteerbaar.
De werkgeversorganisaties dringen er bij de federale regering op aan de beslissing te herzien en hebben al een reeks voorstellen geformuleerd om de verdere innovatie en vergroening met nieuwe criteria te blijven ondersteunen.