Need for speed? Adidas inspireert.
Prof. Robert Boute belicht potentieel van Speed Factories
Toen Adidas in 2015 een fabriek in Duitsland oprichtte, trokken velen hun wenkbrauwen op. Immers, in de jaren negentig had de sportgigant zijn productie resoluut naar Aziatische lagelonenlanden overgeheveld. Met de zogenaamde Speed Factory wil Adidas in de eerste plaats een oplossing bieden voor een fractie van de orders die zeer snel de markt in moet. Dat het concept werkt, bewijst het feit dat Adidas onlangs een tweede Speed Factory in de VS opende. Samen met enkele collega-professoren nam prof. Robert Boute dit fenomeen onder de loep. Aansluitend wordt nu een algoritme ontwikkeld waarmee bedrijven zelf kunnen nagaan of ook zij iets aan een Speed Factory hebben.
De Duitse Speed Factory van Adidas is sterk geautomatiseerd en bevindt zich in Ansbach. De nieuwe fabriek komt in het Amerikaanse Georgia. Typisch voor die fabrieken is dat ze slechts een heel klein deel van de totale jaarproductie opvangen. Voor de Duitse Speed Factory van Adidas is dat amper een halve procent. Het gros van de productie blijft dus gewoon in Azië.
Intussen heeft ook Nike een soortgelijke fabriek opgezet, die met zijn kleinschalige, gerobotiseerde productie op lokale schaal een aanvulling vormt op zijn gigantische offshore-fabrieken in het Verre Oosten. Zo zorgt de Duitse Speed Factory van Nike voor amper een halve procent van de jaarproductie.
Met zijn Speed Factory vermindert Nike zijn ‘time from-manufacturing-to-market’ van zestig dagen naar tien dagen of minder. Zoals de naam al laat uitschijnen, bestaat het grote voordeel van dergelijke Speed Factories dus in de superkorte time-to-market.
Prof. Robert Boute: “Binnen Europa dacht iedereen dat we de schoenenproductie voor eens en altijd kwijt waren. Dat Adidas plots een fabriek in Duitsland oprichtte en dat het initiatief ook navolging krijgt van andere producenten, trok dan ook mijn aandacht. Samen met enkele collega’s, met name Stephen M. Disney en Jan A. Van Mieghem, heb ik besloten de kenmerken van dit type fabrieken en de opportuniteiten in een paper onder de loep te nemen.”
Antwoord op huidige trends
Dat de Speed Factories net nu opduiken, is geen toeval. Een aantal trends zorgen er namelijk voor dat het steeds interessanter wordt om een deel van de productie opnieuw dichter bij de afzetmarkt te laten plaatsvinden.
Prof. R. Boute: “In bepaalde Chinese regio’s zijn de loonkosten in nog geen tien jaar tijd meer dan verdrievoudigd, wat een impact heeft op de aankoopprijs van bepaalde producten. De werknemers zijn er uiteraard nog steeds goedkoop, maar de immense kloof met de lonen in het Westen wordt wel kleiner. In diezelfde periode zijn ook de transportkosten gestaag gestegen. In combinatie met het (verplichte) nastreven van een gunstige ecologische voetafdruk, is het telkens weer moeten overbruggen van immense afstanden niet bepaald een voordeel. Bovendien worden de lange levertermijnen die produceren in Azië met zich meebrengt, vaak gecompenseerd door hier lokaal hoge voorraden aan te houden. Niet enkel kost dat handenvol geld, je loopt ook een reëel risico dat uiteindelijk niet alles de deur uitgaat. Een andere belangrijke trend is dat voor steeds meer artikelen de vraag steeds minder goed te voorspellen valt. Dat de variëteit binnen het artikelaanbod blijft toenemen, speelt daarbij uiteraard een belangrijke rol. De kosten van de niet ondenkbare mismatch die daarop kan volgen, kunnen hoog oplopen. Binnen die context kan een Speed Factory een antwoord bieden.”
Zijn je activiteiten een Speed Factory waard?
Dat een Speed Factory maar een heel klein deel van de orders opvangt, onderscheidt het concept meteen ook van het klassieke ‘dual sourcing’ verhaal, waarbij doorgaans een groter stuk van de productie naar bijvoorbeeld Oost-Europa wordt overgeheveld om de risico’s te spreiden. Kenmerkend voor een Speed Factory is ook dat ze sterk geautomatiseerd en gerobotiseerd is, wat de fabriek heel snel en flexibel maakt.
Zonder nadenken een Speed Factory uit de grond stampen, is evenwel geen goed idee. Hoewel de achterliggende technologieën binnen heel het Industrie 4.0 gegeven financieel steeds interessanter worden, moet je toch nog steeds een stevige business case hebben om die te rechtvaardigen. Bovendien kosten de werkkrachten die je nog steeds nodig hebt, hier meer geld dan in Azië. Verder vormt een Speed Factory per definitie een aanvulling op een of meerdere offshore fabrieken, wat leidt tot voorraden op meerdere locaties. Aan een Speed Factory zit dus sowieso een stevig prijskaartje vast.
Of een Speed Factory al dan niet (financieel) interessant is, hangt voor een groot deel af van het vraagpatroon van de artikelen waarvoor je die fabriek wil gebruiken.
Prof. R. Boute: “Ook Adidas gebruikt de Speed Factory maar voor een zeer klein deel van zijn producten. Bovendien hebben die producten welbepaalde kenmerken. Het gaat vooral om artikelen met een niet-stationair vraagpatroon. Dat houdt in dat de vraag voor dergelijke artikelen heel snel en onverwacht kan stijgen of dalen, zonder dat daar bijvoorbeeld een seizoenspatroon aan vasthangt. Mede door de invloed van sociale media zie je steeds meer bedrijven worstelen met heel onregelmatige vraagpatronen. Stel, een bekende popster post een paar hippe Adidas-sneakers op zijn Instagram-account. Het gevolg is dat het aantal orders voor dat type sneakers in een mum van tijd de hoogte in vliegt. Het verraderlijke daaraan is dat de vraag even snel kan terugvallen als ze is opgekomen.”
Vooral als je bedrijf met de regelmaat van de klok met dergelijke niet-stationaire artikelen moet dealen, kan een Speed Factory de kosten rechtvaardigen. Hoe onregelmatiger de vraag van je artikelen, hoe meer dat in het voordeel van een Speed Factory pleit. Dankzij de zeer korte levertijden kun je die artikelen snel aan de klanten leveren, zonder hoge voorraden – en het risico op obsolete stock als de vraag plots daalt – te moeten aanhouden. Maar minstens even belangrijk is dat je zo de kans op neen-verkopen – bijvoorbeeld omdat de artikelen vanuit het Verre Oosten hier niet tijdig raken – minimaliseert en de service voor de klant maximaliseert. Die pluspunten kunnen in bepaalde gevallen zelfs veel hogere productiekosten rechtvaardigen.
Prof. R. Boute: “Hoe groter het verschil in levertijd is, hoe interessanter een Speed Factory wordt. Ook als de Speed Factory erg flexibel is, vormt dat een groot voordeel. Immers, binnen zo’n fabriek moet je pieken efficiënt kunnen opvangen en moet je naargelang de vraag heel snel tussen verschillende producten kunnen schakelen. Een sterke automatisering in de fabriek en een flexibele achterliggende logistiek zullen daarbij een belangrijke rol spelen.”
“Voor alle duidelijkheid, voor je producent in de lagelonenlanden hoeft het verlies aan volume niet per definitie een nadeel te betekenen. Enerzijds vangt de Speed Factory – zoals aangehaald – slechts een zeer klein percentage van de artikelen op, anderzijds verlaag je zo de grootste variabiliteit van de vraag aan zijn kant, wat hem meer stabiliteit in de productie oplevert.”
Naast schoenen- en textielfabrikanten kunnen uiteraard ook andere sectoren baat hebben bij een Speed Factory. “Vooral de groep van ‘fast moving consumer goods’ is rijk aan niet-stationaire producten. Ook voor bepaalde elektronicaproducten met een zeer korte levenscyclus, zou een Speed Factory weleens een oplossing kunnen zijn”, meent prof. Boute.
Algoritme geeft antwoord
Voor bedrijven die zich afvragen of een Speed Factory iets voor hen is, ontwikkelt prof. Robert Boute nu samen met zijn collega’s een algoritme dat specifiek op die opportuniteit is toegespitst. Met het algoritme kun je op basis van je eigen data nagaan in welke mate een Speed Factory zinvol is om aan je offshore-activiteiten toe te voegen om zo sneller op schommelingen in de markt te kunnen inspelen. Dat algoritme houdt onder meer rekening met het vraagpatroon, de invloed van verschillende herbevoorradingssystemen, de voorraadniveaus, de capaciteitskosten, de levertijden en de flexibiliteit van arbeid.
De interactieve webapplicatie wordt ontwikkeld in R, een gebruikersvriendelijke programmeertaal voor data-analyses. De zogenaamde Shiny app maakt het bovendien mogelijk de resultaten van de achterliggende, gesofisticeerde analyses op een aantrekkelijke manier weer te geven.
Prof. R. Boute: “Het algoritme bepaalt als het ware het break-evenpunt voor een Speed Factory. Daarbij wordt de evolutie van de offshore aankoopprijzen en de lokale productiekosten gevolgd. Overstijgen de buitenlandse prijzen de break-evenprijs of duiken de lokale productiekosten onder de break-evenkosten, dan is een Speed Factory zinvol. De applicatie geeft ook een idee van de beste timing en de locatie. Of het interessant is om meerdere Speed Factories in te schakelen, hebben we tot nader order niet geïntegreerd.”
Als bedrijf zal je vrij gebruik kunnen maken van deze webapplicatie, die tegen eind dit jaar beschikbaar zal zijn via http://feb.kuleuven.be/speedfactory.
Maatschappelijk nut
Uiteraard is het economisch gezien een interessant gegeven dat een deel van de productie – ook al is het beperkt – terug naar onze contreien kan worden gehaald. Prof. Boute vindt dan ook dat we die opportuniteit met beide handen moeten grijpen als die zich aandient.
“Dat we alle productie ooit zullen terugkrijgen, is een illusie”, meent hij. “Maar het is hoopgevend dat we voor een welbepaald type productie toch weer aantrekkelijk kunnen worden. Die productie zal ook werkgelegenheid scheppen. Aangezien Speed Factories vaak heel erg geautomatiseerd zijn, zal het weliswaar om specifieke jobs gaan, zoals gespecialiseerde operatoren en onderhoudstechnici. Maar ook de logistieke activiteiten die aan zo’n fabriek gekoppeld zijn, scheppen arbeidsplaatsen. Een pijnpunt in ons land is wel de arbeidsflexibiliteit die de uiterst dynamische Speed Factory vereist. Wat e-commercelogistiek betreft, hebben we mede door het gebrek daaraan al een groot stuk van de koek aan Nederland moeten afgeven. Het zou jammer zijn mochten we om diezelfde reden nu ook de Speed Factories aan onze neus voorbij zien gaan. Het is dan ook niet onbelangrijk dat ook overheden op nationaal en lokaal vlak de nodige ruimte creëren om Speed Factories met open armen te kunnen ontvangen.”
Over de auteurs van de paper
Dit artikel is gebaseerd op de paper ‘Dual Sourcing and Smoothing under Non-Stationary Demand Time Series: Re-shoring with SpeedFactories’. Daarin vind je ook de wiskundige formules waarop het algoritme steunt.
Werkten mee aan de paper:
- Robert Boute: full professor in Operations Management aan de Vlerick Business School en de faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen van de KU Leuven.
- Stephen M. Disney: professor in Operations Management aan de Cardiff Business School (Verenigd Koninkrijk)
- Jan A. Van Mieghem: Harold L. Stuart distinguished professor in Managerial Economics en professor in Operations Management aan de Kellogg School of Management van de Northwestern University (VS).