Drie jaar Belgische kilometerheffing, geen feest volgens UPTR
Sinds 1 april 2016 kent België drie gewestelijke tolgebieden voor vrachtvervoer van meer dan 3,5 ton. Daarbij moeten alle vrachtwagens met een maximaal toegelaten massa van meer dan 3,5 ton een constant ingeschakelde On Board Unit (OBU) aan boord hebben wanneer ze op de openbare weg rijden.
Weldra mag de tolheffing drie kaarsjes uitblazen. Allesbehalve een reden om te vieren, zo meent de UPTR (de Unie van Professionele Transporteurs en Logistieke ondernemers).
1,6 miljard euro op 12 jaar: dat is volgens een schatting van Viapass de kostprijs van het eerste interoperabele Europese systeem voor kilometerheffing door middel van OBU’s. UPTR wijst erop dat dat bedrag enkel de kosten omvat voor de inning van de heffing door de private operatoren en geen rekening houdt met de lonen van ambtenaren en lokale controleurs, noch met de werkingskosten van Viapass, noch met de erelonen van advocaten.
UPTR noemt het bovendien “een toppunt van ironie” dat de OBU van de ‘single services provider’ Satellic (waarvan de installatie in alle Europese vrachtwagens voor 1 april 2016 verplicht werd), nog steeds niet EETS (European Electronic Toll System) erkend is. De OBU’s van Satellic zouden enkel dienen voor de inning van de Belgische kilometerheffing en dus zelf niet interoperabel zijn.
Verder betreurt UPTR het dat Viapass nog steeds geen nuttige economische of ecologische cijfers verstrekt. Zo zou er geen informatie zijn over de gemiddelde of mediaankosten van de kilometerheffing die een transportonderneming moet betalen voor elk van zijn voertuigen die aan zijn transportvergunning gelieerd zijn. Ook is er geen informatie over de CO2-uitstoot van vrachtwagens, hoewel hun kilometers gekend zijn. Evenmin zou Viapass informeren over NOx en fijn stof, hoewel de euro-normen van alle vrachtwagens gekend zijn.
UPTR vraagt zich dan ook af waarom transporteurs een – duur – systeem financieel moeten ondersteunen waarmee de lokalisatie van alle vrachtwagens gekend is, ongeacht of ze zich op het tolnetwerk of daarbuiten bevinden.
Nog volgens de UPTR bracht de invoering van het systeem voor transporteurs een hele “rommelboel” met zich mee. De Unie somt de euvels zelf als volgt op:
“de creatie van werkgelegenheid in callcenters (die, in april 2016, gelegen waren te Maastricht en Carcassonne);”
“het ‘gratis’ telefoonnummer ‘dubbel nul’ dat uiteindelijk toch vaak betalend is;”
“OBU’s die het (illegale) gebruik van de meest eenvoudige GPS-stoorzenders niet kunnen detecteren;”
“duizenden slecht werkende OBU’s die vervangen moeten worden;”
“miljoenen euro’s aan onterechte boetes;”
“een waanzinnig boetesysteem;”
“een controlesysteem dat niet gehomologeerd is;”
“honderden administratieve en gerechtelijke beroepsprocedures…”
Tot slot vindt de UPTR het niet verbazingwekkend dat “de Rechtbank van Eerste Aanleg in Namen onlangs heeft besloten een vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof om te weten welke houding zij moet aannemen in de honderden aangespannen procedures inzake betwiste boetes...”