Belgische industrie zet zwaar in op gedigitaliseerde productie
Resultaten van het Ericsson IndustryLab Insight rapport
Meer dan zes op de tien Belgische producenten zijn van plan in de komende vijf jaar minstens vijf innovatieve tools, zoals digital twins of augmented reality, in te zetten. Verder verwachten zes op de tien bedrijven in ons land dat minstens tachtig procent van hun productieproces over tien jaar geautomatiseerd zal zijn. Daarbij zullen 5G-netwerken steeds vaker de nodige connectiviteit bieden. Dat blijkt uit een uitgebreid onderzoek van Ericsson binnen de productiesector. Rowan Högman, onderzoekshoofd 5G Industry Collaborations, zoomde op de resultaten in.
Vandaag worden producenten met verschillende grote uitdagingen geconfronteerd. Zo blijkt ook uit het wereldwijde onderzoek, waarin bijna 8.700 leidinggevenden en productiemedewerkers uit 22 landen werden bevraagd. In België namen 100 leidinggevenden en 200 medewerkers deel. Daarbij was een brede waaier aan sectoren vertegenwoordigd, waaronder machines en uitrusting, voeding en dranken, transport en elektrische apparatuur.
Zo staan bedrijven onder druk om de productie efficiënter en flexibeler te maken. Ze moeten optornen tegen de concurrentie van lagelonenlanden en moeten produceren in steeds kleinere batches. Daarnaast vormt de integratie van oude en nieuwe systemen vaak een grote uitdaging. Ook worden aspecten als cybersecurity en duurzaamheid steeds belangrijker.
Het voorbije anderhalf jaar kwam daar ook nog de coronacrisis bij. Die heeft productiebedrijven ertoe gedwongen te werken aan meer veerkrachtige netwerken, bijvoorbeeld door dichter bij de markt te gaan produceren.
Rowan Högman: “Hoewel de harde concurrentie in combinatie met de pandemie veel bedrijven hard op de kosten deed letten, slaan de meeste bedrijven zich tot nu toe vrij goed doorheen de crisis. Uit ons onderzoek blijkt de financiële impact in elk geval goed mee te vallen. Zo stelden zes op de tien Belgische producenten dat – ondanks de woelige coronaperiode – hun financiële performantie ongewijzigd of zelfs verbeterd is.”
Daarnaast vinden met name de productiemedewerkers dat er moet worden gewerkt aan een betere werkomgeving. Zo wordt wereldwijd gemiddeld 71 procent van het productiewerk nog steeds als eentonig, gevaarlijk of vuil beschouwd. Frappant is dat slechts twee procent van de leidinggevenden dat echt als een probleem beschouwt. Zij moeten er dan ook op letten dat dit voor hen geen grote blinde vlek in hun organisatie wordt.
Link tussen technologie en succes
Nieuwe technologieën kunnen helpen om de huidige productie-ecosystemen in goede banen te leiden. Heel wat Belgische bedrijven blijken ook al in te zetten op de tools die in het onderzoek werden meegenomen (zie figuur 1).
R. Högman: “Uit ons onderzoek blijkt dat ruim zes op de tien Belgische producenten verwachten in de komende vijf jaar minstens vijf van de negen genoemde tools te introduceren. Als we de cijfers mogen geloven, vinden we over vijf jaar in bijna driekwart van de bedrijven AI-software en/of ‘digital twins’ terug. We waren ook aangenaam verrast dat nu al behoorlijk wat respondenten met verschillende tools aan de slag zijn. Aangezien productiebedrijven hun assets steeds meer connecteren en nu al enorme hoeveelheden data genereren, is het niet verwonderlijk dat AI-software momenteel de meest bekende en gebruikte tool is binnen productiesystemen. Productiemedewerkers beseffen ook dat zij zelf soms te traag zijn in het nemen van bepaalde beslissingen. Maar liefst 88 procent van de productiemedewerkers geeft dan ook aan dat ze geïnteresseerd zouden zijn in een persoonlijke AI-assistent om hen ondersteuning te bieden bij taken zoals kwaliteitscontrole, berekeningen, schattingen en processing. Om vuil en onveilig werk te reduceren, geloven productiemedewerkers dan weer sterk in het bedienen van machines vanop afstand. Bovendien kan die technologie ook de kwaliteit en efficiëntie verhogen.”
Het rapport toont ook aan dat de invoering van nieuwe technologieën in het productieproces wel degelijk een competitief voordeel oplevert. Zo beschouwt wereldwijd de helft van de frontrunners – die al drie of meer tools gebruiken – zichzelf als financieel zeer succesvol (zie figuur 2). Hetzelfde zei maar 38 procent van de bedrijven die maar één of twee tools hebben ingevoerd en slechts 33 procent van de bedrijven die helemaal geen tools hebben ingevoerd. Dat dit niet alleen een kwestie van perceptie is, blijkt ook uit de andere indicatoren. Zo noteren de frontrunners ook een hogere jaarlijkse productiviteitsgroei en zijn hun medewerkers meer tevreden over hun werksituatie.
De invoering van nieuwe technologieën blijkt ook een grote invloed te hebben op de milieuprestaties van de producenten. Zo vindt twee derde van de producenten die op dat vlak al ver staan, nieuwe technologieën essentieel om hun CO2-uitstoot te verminderen en hun inspanningen op het vlak van recyclage kracht bij te zetten.
De weg naar volledige automatisering
Verder gelooft bijna twee derde van de Belgische producenten dat over tien jaar ten minste 80 procent van de productieactiviteiten geautomatiseerd zal zijn. Ter vergelijking: vandaag ligt het gemiddelde automatiseringsniveau op 68 procent, tien jaar geleden was dat 56 procent. Bovendien gelooft slechts drie procent nooit of te nimmer een volledig autonome productie te zullen hebben. Die cijfers liggen in lijn met de wereldwijde opinie. Als belangrijkste ‘drivers’ voor die verdere automatisering vernoemen bedrijven een hogere productiesnelheid, lagere kosten en het verminderen van ongevallen. Het feit dat de kosten voor robots steeds lager worden en die voor arbeid steeds hoger, maakt de businesscase voor doorgedreven automatisering bovendien steeds interessanter.
Tezelfdertijd gelooft dertig procent van de Belgische productiemedewerkers dat tegen 2030 meer mensen nodig zullen zijn in vergelijkbare functies. Slechts één op de vijf denkt dat minder mensen nodig zullen zijn. Daarnaast denkt 55 procent van de Belgische beslissingsnemers dat mensen tegen dan nog steeds minstens de helft van alle productiebeslissingen zullen nemen (zie figuur 3).
R. Högman: “Het mag duidelijk zijn dat die uitspraken niet stroken met de automatiseringsgolf die op ons afkomt. We gaan er dan ook van uit dat productiebedrijven toch nog niet ten volle beseffen welke impact de verregaande automatisering zal hebben: enerzijds op de beslissingsvorming en anderzijds op de menselijke taken binnen productieomgevingen.”
Wel terecht is de verwachting dat vooral de vraag naar meer veelzijdige profielen zal toenemen. Zo zal er in de toekomst meer nood zijn aan mensen die het overzicht houden en ‘troubleshooten’ en minder aan medewerkers die louter assembleren, bijvoorbeeld. Dat vraagt van productiemedewerkers meer creativiteit en analytische vaardigheden. Nu al zeggen zeven van de tien productiemedewerkers dat data-analyse, ‘outside-the-box’-denken en programmeren voor hen belangrijker wordt. Medewerkers moeten dan ook de nodige opleiding krijgen om zich aan de veranderende omgeving te kunnen aanpassen.
Hulp van 5G-netwerken
Ter ondersteuning van die technologieën verwachten producenten veel van de uitrol van 5G binnen het productieproces. Volgens het rapport verwachten zeven van de tien Belgische producenten 5G in hun productieomgeving te zullen introduceren. De meerderheid denkt zelfs dat dit al binnen twee jaar zal gebeuren.
Als we op wereldniveau uitzoomen, dan zien we dat de meest diverse sectoren potentieel zien in geavanceerde draadloze technologie om hun productiviteit te verhogen. Zo plant wereldwijd negentig procent van de producenten uit ICT-georiënteerde sectoren, zoals elektrische apparatuur en pc’s, de invoering van 5G binnen de vijf jaar. Maar liefst 73 procent van die bedrijven wil dat al binnen de twee jaar realiseren. Maar ook minder technologisch vooruitstrevende sectoren zien potentieel in 5G. In de textiel- en de houtsector, bijvoorbeeld, verwacht respectievelijk 81 en 74 procent dat die technologie binnen de vijf jaar zal worden geïntroduceerd.
R. Högman: “Nu vertrouwt bijna de helft van de Belgische producenten op wifinetwerken. Wereldwijd is dat tegen de zestig procent. Vaak zijn die bedrijven er ook relatief tevreden over als het om het bieden van basisconnectiviteit gaat. Die netwerken zijn ook makkelijk uit te rollen en te onderhouden. Maar een altijd en overal gegarandeerde connectiviteit mag je er niet van verwachten. Zeker als men wifinetwerken gaat gebruiken als backbone voor productie zullen er problemen rijzen, aangezien die netwerken daar niet voor ontworpen zijn. Voor de toekomst rekenen veel bedrijven dan ook op 5G-netwerken om een betere realtime ondersteuning in hun productieomgevingen te bieden. Voor ons is de volledige invoering van 5G dan ook essentieel om de Belgische industrie in de toekomst efficiënte connectiviteit te bieden.”
Verder geloven Belgische productiebedrijven dat de toenemende automatisering steeds vaker zal leiden tot een alternatieve set-up binnen productieomgevingen. Zo denkt 33 procent van de Belgische bedrijven dat ‘additive manufacturing’ nog voor 2030 deel zal uitmaken van hun productieprocessen en zo de productieprocessen kostenefficiënter zal maken. Verder gelooft de helft van de respondenten dat tegen 2030 generatief ontwerpen – waarbij AI en machine learning wordt gebruikt om ontwerpen te genereren – gangbaar zal zijn. Ook de helft van de bedrijven meent dat ‘manufacturing as a service’ tegen 2030 ingeburgerd zal zijn. Zo krijgen productiebedrijven de ruimte om te excelleren op het vlak van productie, zonder de producten zelf te hoeven maken en kunnen ze nog meer focussen op de business.
TC